- afgesproken
- afgesproken1{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 agreed ⇒ settled♦voorbeelden:1 afgesproken werk • a put-up job————————afgesproken2{{/term}}〈tussenwerpsel〉1 agreed ⇒ it's a deal, done
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.